Amazonas & Andes
We plannen vanuit Colombia, door Ecuador, Peru, Bolivia en Argentinia naar Uruguay te rijden. Het Amazonewoud verkennen en het hoge Andesgebergte doorkruisen, is wat ons aantrekt. Hier komt (waarschijnlijk) het verhaal.
​
The plan is to travel from Colombia, through Ecuador, Peru, Bolivia and Argentina to reach Uruguay. Exploring the Amazon and cruising the high Andes is what attracts us. Here you, most probably, will read the story.
​
Grenzen en nagellak (EN here below)
ZIJ… er is geen ‘luz’ (stroom) dus ik moet foto’s nemen van jouw paspoort. Ik… OK. Zij… geduld. De schuif van haar scheefgezakt bureel gaat open en ze neemt de stempels om de ‘exit Ecuador’ stempel te geven. Tegelijk neemt zij haar flesje met nagellak. Geduld dus… bijzonder behoedzaam begint ze aan het lakken van de nagels. Het is 8.15 uur in de ochtend. Na wat ola’s en hello’s kwam de dame verantwoordelijk voor de paspoorten met een 200% slaapkop uit een achterkamertje. Nu lakt ze opzichtig de nagels… geduld dus. Even gaat mijn hartslag omhoog; ze neemt de stempel… pech, enkel om die een andere plaats te geven op het bureel.
De weg naar deze afgelegen grenspost tussen Ecuador en Peru was een echt avontuur; deze ochtend, na een veilige nacht bij de soldaten die de grens bewaken een 10-tal km hiervandaan, was idyllisch. Dotjes wolken vastgeplakt aan de steile berghellingen, mistvlagen en fragmenten tropenzon versieren de grint- en aardeweg naar de grens. Er is geen verkeer behalve soms een verloren gelopen ezel of paard en heel af en toe een motorfiets met een ganse familie aan boord. We rijden door een prentbriefkaart met prachtige bloemen, planten en bomen, allen ongekend. We rijden langzaam… meer dan 40km per uur halen we niet en meestal veel minder; de weg is te slecht.
Toen we Ecuador binnen kwamen beslisten we dapper niet de hoofdweg te volgen maar een route die langs het Amazonewoud scheert; ver weg van de toeristische trekpleisters. Adembenemend mooi, maar traag. We overnachten bij oeverloos vriendelijke families, maken lange wandelingen in het gigantische Podocarpus Nationaal Park en oefenen ons Spaans in haperende gesprekken met gastvrije mensen. 10 dagen lang, stap voor stap.
9.15 uur: de 10 nagels zijn gelakt, in gedachten heb ik haar al tien keer tegen de muur geplakt. Dé STEMPEL wordt vastgenomen. Boenk… we kunnen verder. We waren de enigen aan de grenspost.
Peru binnen gaan is eenvoudiger. 20 minuten na aankomst zijn alle documenten voor ons, Altai en de camper in orde en zitten we een eerste Peruviaanse koffie te drinken.
Te onthouden uit Ecuador
Tip voor Vlaanderen… elk dorpje, hoe onooglijk klein ook, heeft een goedverzorgde school en busverbindingen. Zelfs een land dat economisch door een zeer moeilijke periode gaat (gemiddeld is er 4 uur elektriciteit per dag) blijft voluit investeren in scholen en onderwijs. Niettegenstaande de noodtoestand in het land, het toenemende bendegeweld in sommige delen van het land, de focus op mijnbouw en olie; toch blijven investeringen in kleine dorpen overeind. Busvervoer en scholen…!
Wat viel nog op bij de rit door Ecuador? De GSM is even alomtegenwoordig als bij ons.
Stukken slechte weg worden vaak door de erlangs wonende families onderhouden. Vader en moeder voeren met een oude kruiwagen wat aarde en stenen aan om de putten te dempen; een kindje staat met een potje of pet langs de weg waar langskomend verkeer een paar centen kan in droppen. De armoede stuit tegen de borst.
Ook om niet te vergeten… een regenvlaag in de tropen is anders dan een malse bui in Vlaanderen. Rond Puyo, een stad aanschurkend tegen het woud, worden we getrakteerd op 48 uur non-stop regen; nou ja… regen… bakken water uit gitzwarte hemelsluizen.
We leren tot eigen scha en schande ook opnieuw dat je bij een tocht in de bergen echt wel veel water moet mee nemen en best ook wat eten. De wandeltocht duurde geen 2 maar 5,5 uur. Het ging stevig bergop en het is kokend heet. Gelukkig, was er onderweg een waterval om af te koelen en te rusten; gelukkig was er halfweg ook een vriendelijke boer, eenzaam op de kurkdroge berg die koffiezet voor ons met héél veel honig. Dat is pas een energiedrink.
Samen met Angel en Anibal (inderdaad zo noemt onze gastheer, van een kleine maar fijne finca, boerderij ), persen we suikerriet en drinken het mierzoete sap. Een eenvoudig en waardig vaarwel aan een land in herstel van een diepe Coronacrisis en politieke instabiliteit.
Even voordien in Colombia
De aankomst in Bogota, 15 dagen terug, was totaal stress-loos; het weerzien met ons voertuig iets problematischer. De zware ritten en het lange geparkeerd staan, begint zijn tol te eisen. Dankzij een super-garagist en Pocho (prachtkerel waar onze POZEL 7 maand stond) worden motor en camper in ijltempo opnieuw in orde gezet. Met een koppel uit Chile, een paar reizigers uit Argentinië en de hele familie van Pocho houden we een BBQ. Vele liters bier en rum later nemen we afscheid van Bogota en zetten koers naar de woestijn ‘Tatacoa’. Van 18 naar 40 graden Celsius, slik… maar we zijn vertrokken.
Einddoel: Uruguay… haalbaar? We houden jullie op de hoogte. Peru is alvast bereikt.
Borders and Nail Polish (NL hier boven)
She... “There’s no luz (electricity), so I’ll need to take photos of your passport.”
Me... “OK.”
She... “Patience.” She opens the drawer of her crooked desk and takes out the stamps to mark my “Exit Ecuador.” Simultaneously, she grabs her bottle of nail polish. Patience, then… With great care, she begins to paint her nails. It’s 8:15 in the morning. After some casual “hola’s” and “hello’s,” the woman in charge of passports had finally appeared from a back room, looking 200% groggy. Now she’s ostentatiously painting her nails… patience. My heart races for a moment as she reaches for the stamp... No luck, she’s only moving it to a different spot on the desk.
The journey to this remote border post between Ecuador and Peru has been a real adventure; this morning, after a safe night with the soldiers guarding the border about 10 kilometers from here, was idyllic. Small clouds cling to the steep mountain slopes, mists and patches of tropical sun decorate the gravel and dirt road to the border. There’s no traffic except for the occasional stray donkey or horse and, rarely, a motorcycle carrying an entire family. We drive through a postcard landscape of beautiful flowers, plants, and trees—each one unfamiliar. We move slowly… barely reaching 40 km per hour, and usually much less; the road is too rough.
When we entered Ecuador, we had bravely decided not to follow the main road but to take a route that skirts the Amazon rainforest, far from the typical tourist spots. Breathtakingly beautiful, but slow. We stay overnight with endlessly friendly families, take long hikes in the vast Podocarpus National Park, and practice our Spanish in halting conversations with hospitable people. Ten days, step by step.
9:15 a.m.: All ten nails are painted, and in my mind, I’ve already pinned her against the wall ten times. The Stamp is finally taken up. Thud... we can proceed. We were the only ones at the border post.
Entering Peru is simpler. Twenty minutes after arrival, all our documents for us, Altai, and the camper are ready, and we’re enjoying our first Peruvian coffee.
Memories from Ecuador
Tip for Flanders… every little village, no matter how small, has well-kept school and bus connections. Even a country going through severe economic hardship (on average, there’s only four hours of electricity per day) still invests fully in schools and education. Despite the state of emergency, the growing gang violence in some parts of the country, and a focus on mining and oil, investments in small villages remain steady. Bus service and schools…!
What else stood out during the ride through Ecuador? Mobile phones are as ubiquitous as they are back home. Sections of bad road are often maintained by the families who live alongside them. Parents bring in some dirt and stones with an old wheelbarrow to fill in the potholes, while a child stands by the roadside with a small container or cap where passing travellers can drop a few cents. The poverty is heartbreaking.
Also unforgettable… a tropical downpour is nothing like a gentle rain in Flanders. Around Puyo, a city nestled at the edge of the forest, we experienced 48 hours of non-stop rain; well… rain... buckets of water from pitch-black skies.
To our own shame, we also relearned that, walking in the mountains, it’s essential to bring plenty of water and ideally some food, too. The hike ended up taking 5.5 hours instead of 2. It was steep and boiling hot. Fortunately, we found a waterfall along the way to cool off and rest, and luckily there was also a friendly farmer halfway up the bone-dry mountain who made us coffee with loads of honey. Now that’s an energy drink.
Together with Angel and Anibal (yes, that’s our host’s name, a small but charming farm owner), we pressed sugarcane and drank the sugary juice. A simple and dignified farewell to a country recovering from a deep COVID crisis and political instability.
A Little Earlier in Colombia
The arrival in Bogota, 15 days ago, was completely stress-free; reuniting with our vehicle, however, was a bit more challenging. The long drives and extended parking had taken a toll. Thanks to an excellent mechanic and Pocho (the amazing guy who stored our POZEL for seven months), the engine and camper were quickly put back in shape. With a couple from Chile, some travelers from Argentina, and Pocho’s entire family, we had a BBQ. Many liters of beer and rum later, we said goodbye to Bogota and set out for the Tatacoa Desert. From 18 to 40 degrees Celsius, gulp… but we were on our way.
Final destination: Uruguay... doable? We’ll keep you updated. Peru has been reached .... for now.
​
Peru (EN below)
Machu Picchu van het noorden of waarom je beter geen Guinees biggetjes was.
Diep verscholen in de noordelijke heuvels van Peru ligt Kuélap; een archeologische site die de naam kreeg even belangrijk te zijn als het veel bekendere Machu Picchu in Zuid-Peru. De oude nederzetting is ons eerste doel in Peru.
Kuélap was een spiritueel centrum en mogelijks ook fort van de Chachapoas indianen. De stad, gelegen op 3000 meter hoog, huisvestte meer dan 3000 mensen in cirkelvormige huizen. Het geheel is indrukwekkend gebouwd op de top van de berg. We overnachten op een paar honderd meter van de site. Frisjes op die hoogte.
In de woningen is telkens een soort gang met kooi waar de cavia’s werden gehuisvest… voedsel bij de hand.
Van Kuélap gaat de rit Tarapoto… poort naar de jungle.
Peru
Machu Picchu of the North, or why you wouldn’t want to be a guinea pig
Deeply hidden in the northern hills of Peru lies Kuélap, an archaeological site often said to be as significant as the much more famous Machu Picchu in southern Peru. This ancient settlement is our first destination in Peru.
Kuélap was a spiritual centre and possibly also a fortress of the Chachapoya people. The city, located at an altitude of 3,000 meters, housed more than 3,000 people in circular homes. The site is impressively built at the very top of the mountain. We are staying overnight just a few hundred meters from the site—chilly at this altitude!
Inside the homes, there is always a sort of passageway with a cage where guinea pigs were kept, food at hand.
From Kuélap, the journey continues to Tarapoto… the gateway to the jungle.
Gewichtheffen in de cement- en zoutklasse.
Zweet staat op zijn gezicht en gutst over zijn schouders. Dit kan niet waar zijn… 200 kg in één keer; tussenin een spurtje.
Het vrachtschip, de Eduardo IV – een soort platbodem van 12 meter breed en 90 meter lang – wordt geladen met tafelolie, betonijzer, cementzakken en zout… heel veel zout. Een team van 7 mannen, niet eens zwaargebouwd, is de lading van twee gigantische opleggers aan het overladen op de boot. Over een smalle loopbrug, dan een korte helling op tot aan de vrachtwagen. Daar gekomen nemen de dragers minimaal 3 zakken (50kg elk) op de rug. Spurtje de helling af, loopplank over, naar stapel met zakken. 90 seconden per keer, in minder dan 10 minuten 1000 kg per man. Ze gaan urenlang door, onder een loden hitte. Eén van hen neemt telkens 4 zakken, 200 kg. Het zweet gutst van de lichamen, het is 36 graden bij zeer hoge luchtvochtigheid.
Ook aan boord… 50 varkens, 70 koeien, 1000 kippen, tonnen bananen, 60 wasmachines, 30 airco’s, … en één camper.
Op de rivier.
We zijn in Yurimaguas; hier loopt de weg letterlijk dood in de jungle. Vanaf hier gaat vervoer over water of door de lucht. Ons voertuig staat op dek van de Eduardo IV te bekomen van de spanning. Om op de boot te geraken werd een ‘oprit’ gebouwd met lange balken, stukken boomstam en paletten. Zo’n ‘oprit’ wordt hier rampa genoemd… niet echt geruststellend die dubbele betekenis. Het wankele ding bleek stevig genoeg; de foto’s tonen de constructie. De onderhandelingen voor de boottrip, inclusief voertuig en 3 maaltijden per dag duurden 5 minuten; handjeklap en klaar. De boot vertrekt dezelfde dag. Bingo.
Dan begint een onwezenlijke tocht naar de mythische junglestad, Iquitos, het varen gaat dag en nacht verder enkel onderbroken door ‘korte’ stops in onooglijke dorpjes en nederzettingen, ook in het holst van de nacht. Telkens om cement en zout, olie, betonijzer … af te leveren of om bananen, vis of passagiers aan boord te nemen. Kinderen (en volwassenen) komen kijken naar dat rare voertuig helemaal vooraan op de boeg/het voorplecht en, het moet gezegd, die witte met hun hond zijn ook interessant om naar te kijken… net zoals wij kijken naar hen. Telkens volgt een gesprekje in gebroken Spaans.
Af en toe schuurt de bodem van de boot tegen een van de talloze zandbanken in de rivier. Het water in de Amazonerivier staat maar liefst 7 meter lager dan tijdens het regenseizoen. De kapitein wringt het cargoschip in bochten en laveert kunstig heen en weer; wij zitten naast de camper op de boeg, eerste klas zitplaatsen om de groene jungle te zien voorbijschuiven; soms ver weg, soms vlakbij. Regelmatig bonzen boomstammen op drift met een kreunende zucht tegen de boeg, af en toe zijn er gigantische draaikolken in de rivier, soms zwemmen roze of grijze dolfijnen een eindje met ons mee. Kleine kano’s met vissers of grotere scheepjes met gehele families aan boord liggen aangemeerd en komen tot leven eens onze boot is gespot. Bij het langszij varen worden opnieuw bananen, zakken maïs en junglefruit gebracht. Dit is adembenemend.
Tegen de late namiddag beginnen donderwolken samen te troepen boven de rivier. Met een paar fikse donderpreken en stroomstoten worden de bevelen aan de wolken doorgegeven. Dan zien we in de verte een gordijn van water naderen. De kinderen aan boord roepen… kijk, kijk… Een ware tsunami rolt over de Amazone en heeft ons snel te pakken. Van waterbommen gesproken… die hebben ze hier ook. Twee uur later stoomt het dek droog en hervat het gewone leven aan boord…
Het leven zoals het is … in de Hamak (hangmat).
Het gewone leven is in de hangmat luieren, eten, praatje maken, kaartspel spelen, de jungle bewonderen. De passagiers hebben allen een hangmat mee. Die wordt op het tussendek, tussen twee balken opgehangen en is hun ‘hotelkamer’. Slapen, eten, vrijen, … alles kan in de hangmat. Wij slapen in onze eigen luxehut, eigen bed, in de camper; daar kan ook van alles.
De maaltijden zijn sober-lekker; het ontbijt bestaat uit een kom – bloem-pap, s ’middags is het rijst met spaghetti en kip, als avondmaal krijgen we kip met rijst en bakbanaan. Omdat er geen koelkasten zijn, zitten de kippen in een rij aan de deur van de keuken hun beurt af te wachten… het leven zoals het is. Het sanitair bestaat uit een ijzeren box (met wat sporen van roest 😉) waarin een echt wc mét spoeling staat. De douche is in dezelfde ruimte en lekt een beetje… net boven wie op het wc zit.
Water wordt uit de rivier opgepompt voor de wc-spoeling en het stortbad; het is bruin als de rivier.
De langste ter wereld.
De Amazonerivier is de langste ter wereld; meer dan 7000 km ver slingert zij zich door het regenwoud, komende van het hooggebergte, de Andes. Honderden zijrivieren maken de Amazone tot een ongelooflijk groot bekken van zoetwater met een ecologische rijkdom die doet duizelen. In het Amazonebekken liggen ook grote aardolievelden, worden goud en mineralen gevonden en tropisch hardhout gekapt (of geroofd, afhankelijk van de bron). Diep in het woud leven nog steeds groepen indianen die alle contact met de beschaving afwijzen en in een ongelijke strijd zijn met de industrie (en de ‘altijd-meer’ cratie) om hun gebieden en culturen te beschermen.
De rivier kleurt bruin, soms voegen zich zwartkleurige zijrivieren bij de hoofdstroom. Kilometers ver is de stroom dan tweekleurig; tot in een bocht door draaikolken en zandbanken alles wordt vermengd en we eenkleurig verder gaan.
Iquitos.
Iquitos ligt ons op te wachten in een brede bocht van de rivier. 700.000 inwoners, geen verbinding met een weg naar de rest van de wereld. De stad is kokend heet en kreunt om regen. Na wat zoeken vinden we een vriendelijke familie waar we kunnen verblijven. Don Pepe, gepensioneerd petroliero, baat met zijn 3 generatiegezin een ‘recreo’ uit, een rustige plek met 2 zwembaden, een restaurant en een aantal kamers. Wij slapen in de camper. Net aangekomen bij Pepe komen mr. Buikloop en mevr. Overgeef langs, kort en krachtig… op advies van de familie van Pepe zijn de juiste medicamenten snel gevonden.
Dankzij Pepe kunnen we een lekke band laten herstellen en leren we de motocars gebruiken. De driewielige doe-al motocars zijn met honderden en brengen je van hot naar her voor geen geld. Eén van de ritten gaat naar de drijvende markt van Belèn. Nou ja, door de lage waterstand drijft de markt niet. Naast een onbeschrijfelijke chaos, een schier eindeloos pallet aan kleuren en geuren is ook wat wordt aangeboden onbegrensd. Altai haar neus gaat heen en weer als een overstreste metronoom.
Junglefruit en bush meat (vlees van jungledieren) worden in overvloed aangeboden. We zien in stukken gehakte kaaimannen, schildpadden, aapjes, heerlijke dikke wormen en vissen van heel klein tot heel groot, Ook alles wat geneest, heelt, verdoofd, versterkt en kleurt is beschikbaar in drankjes, bezweringen en potjes.
De stad kruipt onder ons vel. Ze is mythisch voor een reden.
​
Junglekoorts. (mis de foto’s niet!)
De kop, zijlings in het water, maakt duidelijk dat zij haar beste tijd gehad heeft; deze is stervende. Zij is 4 a 5 meter lang en een stevig dijbeen dik. Het vel is geel-groen en zwart, de ogen uitdrukkingsloos geel; een anaconda op armlengte van ons. Slik. Een baby- kaaiman kauwt een beetje op de staart… maar slangenleer is taai. De kapucijnenaapjes laten het niet aan hun hart komen en de eekhoornapen gaan onverstoorbaar door met hun tocht door de toppen van de bomen. Bij zonsondergang treffen we een groep reuzen-ratten (tot 65 kg – capybara) langs de waterkant. Uilaapjes kijken goedkeurend toe. Bij het aan land gaan houdt Anne zich vast aan een tak… 20 cm van een tarantula, een stevige mannenhand groot. Een schreeuw, dan een vloek, dan een zucht en stilte… we zijn in de jungle.
Hoog in de boom hangt de grijs-witte wurgslang, wachtend op een prooi. Wat verder, bijna op de grond, een gifgroene slang, polsdik. Naast een gigantisch spinnenweb bewoond door dertig supersonisch snelle spinnen, glijdt een fijne pink-dunne slang over de tak. s’ Nachts in de jungle… een belevenis apart. Een oorverdovend concert van kwakende kikkers verwelkomt ons terug bij de Muyuna lodge, een lodge gerund door een plaatselijke familie in samenwerking met een paar dorpjes dieper in de jungle. De kikkers zullen ook voor een klein nachtmuziekconcert zorgen; we slapen als muizen in het meel… zintuigen op scherp.
De volgende dagen zullen we tientallen soorten vogels zien (foto’s!), piranha’s vissen, gigantische Victoria Amazonica waterlelies bewonderen, kikkers ontmoeten (eentje zo groot als een kip), hagedissen bewonderen en (brul)aapjes groeten. Als altijd staren imposante leguanen je de ogen uit. De gids leert ons een junglegeheim; hij hakt met zijn machete een termietennest open en houdt zijn handen tegen de openingen… honderden kleine mieren kruipen over zijn en onze handen; even de mieren afschudden en het achtergebleven ‘mierensap’ over de armen en hoofd smeren… een natuurlijke citronella beschermt tegen muskieten. Probleem… je moet wel weten welke termieten de juiste zijn; de foute soorten eten je op met huid en haar. Samen met de roze en grijze dolfijnen nemen we een duik in de Amazonerivier… gelukkig zijn de piranha’s gaan winkelen.
Na enkele dagen in de jungle, waar vele soorten schoonheid én onverbiddelijkheid samentroepen, kruipt ook dit onder onze huid. Onvergetelijk.
Tuky 3
Tuky 3 is de naam van de cargoboot die ons uit de jungle en weg van Iquitos zal brengen. Opnieuw duurden de onderhandelingen slechts 5 minuten. Opnieuw wordt een rampa gebouwd; dit keer met bocht in, kwestie van het spannend te houden. Lading: betonmolens, cement, 600 nieuw gemaakte paletten, passagiers, een pikdorser voor rijst en één camper. We zullen 5 dagen op de boot wonen; ook 5 dagen zonder internet, detox in stijl. Doel… Pucallpa. Het wordt een ervaring zoals de vorige… langs een van de mooiste natuurgebieden van Peru. Varen, lossen, laden, praatjes, spelletjes, dolfijnen speuren, tekstje schrijven, lezen, foto’s selecteren voor de blog, een onweer in de namiddag, …. Meer moet dat niet zijn. Zen in kwadraat.
Yurimaguas, Iquitos, Muyuna lodge, Eduardo IV, Tuky 3… Don Pepe en familie… onder ons vel en diep in ons geheugen.
De Andes wacht.
Weightlifting in the Cement and Salt Class (Nl hier boven)
Sweat drips from his face and streams down his shoulders. This can’t be real… 200 kg at once, and in between, a sprint.
The cargo ship, Eduardo IV—a 12-meter-wide, 90-meter-long flat-bottomed vessel—is being loaded with cooking oil, rebar, cement bags, and salt… lots of salt. A team of seven men, none particularly heavily built, is transferring the load from two massive trailers onto the boat. They cross a narrow gangplank, then climb a short incline to reach the trucks. Once there, each man lifts at least three 50 kg bags onto his back. Sprinting down the slope, across the plank, and to the growing pile of sacks. Ninety seconds per round trip; within less than ten minutes, each man moves 1,000 kg. They keep this up for hours under a blazing sun. One of them, impressively, takes four bags at a time—200 kg. Sweat pours off their bodies; it’s 36°C with extremely high humidity.
Also aboard… 50 pigs, 70 cows, 1,000 chickens, tons of bananas, 60 washing machines, 30 air conditioners… and one camper.
On the River
We’re in Yurimaguas, where the road literally ends in the jungle. From here, transportation is either by water or air. Our vehicle, perched on the deck of the Eduardo IV, is recovering from the stress of boarding. To get it onto the boat, a ramp was built from long planks, tree trunks, and pallets. Such a ramp is called a rampa here—not exactly reassuring given the term’s double meaning (“slope” or “scam”). Fortunately, the rickety structure held firm; the photos show the makeshift construction. Negotiations for the boat trip, including the vehicle and three meals a day, took five minutes—handshake, deal done. The boat departs the same day. Bingo.
Thus begins an otherworldly journey to the mythical jungle city of Iquitos. The boat sails day and night, pausing only briefly in tiny, nondescript villages and settlements—sometimes even in the dead of night—to deliver cement, salt, oil, or rebar, or to take on bananas, fish, or passengers. Curious children (and adults) come to gawk at our strange vehicle at the bow and, truth be told, at the sight of two white travellers with a dog. Just as we watch them with fascination, they watch us. Each encounter sparks a brief, broken Spanish conversation.
Occasionally, the ship scrapes against one of the countless sandbanks in the river. The Amazon is a full 7 meters lower than during the rainy season. The captain skilfully manoeuvres the cargo ship around bends, artfully weaving it back and forth. We sit beside the camper at the bow, enjoying first-class seats as the lush green jungle drifts past—sometimes distant, sometimes alarmingly close. Periodically, floating logs thud against the hull with a groaning sigh, and occasionally, massive whirlpools churn the water. Pink and gray dolphins sometimes swim alongside us. Small fishing canoes and larger family boats moored along the river spring to life as our ship passes. More bananas, sacks of corn, and jungle fruits are loaded on. It’s breathtaking.
Stormy Afternoons
By late afternoon, thunderclouds begin to gather above the river. A few fiery sermons of thunder and lightning seem to issue commands to the clouds. In the distance, we see a curtain of rain approaching. The children aboard shout, "Look, look!" A veritable tsunami sweeps across the Amazon and engulfs us in no time. Talk about water bombs—they’ve got those here too. Two hours later, the deck steams dry, and life aboard resumes as usual.
Life in the Hammock
Ordinary life involves lounging in hammocks, eating, chatting, playing card games, and admiring the jungle. Every passenger has brought their own hammock, which they string up between two beams on the intermediate deck—this serves as their “hotel room.” Sleeping, eating, even making love—it all happens in the hammock. We sleep in our camper’s luxury cabin, with our own bed… where all sorts of things are also possible.
The meals are modest but tasty. Breakfast consists of a bowl of flour porridge, lunch is rice with spaghetti and chicken, and dinner is chicken with rice and fried plantains. Since there are no refrigerators, the chickens line up outside the kitchen door, awaiting their turn… such is life.
The bathroom consists of a metal box (with traces of rust 😉) containing a real toilet with a flushing system. The shower is in the same room and leaks a bit—right above whoever’s sitting on the toilet. Water for flushing and showers is pumped directly from the river; it’s as brown as the Amazon itself.
​
The Longest River in the World
The Amazon is the world’s longest river, winding over 7,000 km through the rainforest, originating in the Andes mountains. Hundreds of tributaries make it an immense freshwater basin, teeming with dizzying ecological diversity. The Amazon Basin is also home to vast oil fields, gold and mineral deposits, and tropical hardwood—sometimes logged legally, sometimes stolen, depending on the source. Deep in the jungle, indigenous groups still live in isolation, resisting contact with civilization in an unequal struggle to protect their territories and cultures from encroaching industries.
Iquitos
Iquitos awaits us in a wide bend of the river. With 700,000 inhabitants, it has no road connection to the outside world. The city swelters in the heat, desperate for rain. After some searching, we find a friendly family to stay with. Don Pepe, a retired oilman, runs a “recreo” with his multi-generational family—a peaceful place with two swimming pools, a restaurant, and some guest rooms. We sleep in the camper.
Soon after arriving, we’re visited by Mr. Diarrhea and Mrs. Vomit. With advice from Pepe’s family, the right medications are quickly found.
Thanks to Pepe
Thanks to Pepe, we managed to repair a flat tire and got introduced to the world of motocars. These versatile three-wheeled vehicles are everywhere, with hundreds crisscrossing the city, taking you anywhere for next to nothing. One of our rides took us to the floating market of Belén—or rather, not-so-floating, as the low water levels left it grounded.
The market is an indescribable chaos: an endless palette of colors and smells, and the offerings seem limitless. Altai’s nose twitches like an overworked metronome, taking it all in.
Jungle fruits and bush meat (wild game from the jungle) are sold in abundance. We spot chunks of caiman, turtles, monkeys, delightfully fat worms, and fish ranging from tiny to enormous. There’s also a dizzying array of remedies, tonics, ointments, and potions—everything to heal, numb, strengthen, or enchant.
The city gets under our skin. Mythical for a reason.
Jungle Fever (Don’t Miss the Photos!)
The head, half-submerged in water, makes it clear she has seen better days; this one is dying. She’s 4 to 5 meters long and as thick as a solid thigh. Her skin is yellow-green and black, her eyes expressionless yellow—an anaconda, just an arm’s length away. Gulp. A baby caiman nibbles lazily on her tail… but snake leather is tough. The capuchin monkeys couldn’t care less, and the squirrel monkeys carry on swinging through the treetops. At sunset, we encounter a group of giant rodents (up to 65 kg—capybaras) along the riverbank. Night monkeys look on approvingly. As Anne grabs a branch while stepping ashore… there it is, 20 cm away: a tarantula, the size of a man’s hand. A scream, a curse, a sigh, and then silence… we’re in the jungle.
A Night in the Jungle
High in the trees hangs a gray-white boa constrictor, waiting for prey. Lower down, almost at ground level, lies a venomous green snake, as thick as a wrist. Near an enormous spiderweb inhabited by dozens of lightning-fast spiders, a slender pinky-sized snake glides over a branch.
Night in the jungle is an experience in itself. A deafening symphony of croaking frogs welcomes us back to the Muyuna Lodge—a lodge run by a local family in cooperation with a few deeper jungle villages. The frogs provide a background serenade as we sleep like mice in flour… all senses on high alert.
In the following days, we will encounter dozens of bird species (photos to come!), fish for piranhas, marvel at gigantic Victoria Amazonica water lilies, meet frogs (one as big as a chicken), admire lizards, and greet (howler) monkeys. As always, imposing iguanas will stare us down.
Our guide shares a jungle secret: he chops open a termite nest with his machete and holds his hands near the opening. Hundreds of tiny termites crawl over his hands—and ours. A quick shake of the hands to dislodge the termites, and then the leftover ‘termite essence’ is rubbed onto arms and faces. It’s a natural citronella, keeping mosquitoes away. The catch? You need to know which termites are the right ones; the wrong species might devour you, skin and all.
Together with the pink- and gray dolphins, we take a dip in the Amazon River… luckily, the piranhas are out shopping.
Beauty and Brutality
After a few days in the jungle, where overwhelming beauty and mercilessness converge, this place, too, seeps under our skin. Unforgettable.
Tuky 3
Tuky 3 is the name of the cargo boat that will take us out of the jungle and away from Iquitos. Once again, negotiations lasted just five minutes. Another rampa (makeshift ramp) is built—this time with a curve, just to keep things exciting. The cargo: cement mixers, cement bags, 600 freshly made pallets, passengers, a rice harvester, and one camper.
We will live on this boat for five days—five days without the internet, a detox in style. The destination? Pucallpa. The experience? Like before. Sailing through one of Peru’s most beautiful natural areas, unloading, loading, chatting, playing games, spotting dolphins, jotting down notes, reading, selecting photos for the blog, watching an afternoon thunderstorm… it doesn’t get better than this. Zen squared.
Under Our Skin
Yurimaguas, Iquitos, Muyuna Lodge, Eduardo IV, Tuky 3… Don Pepe and his family—they’re under our skin and forever etched in our memories.
The Andes await.
​
Vier uur en 30 minuten voor 100 km. (EN here below)
Het moet zijn dat ons gezicht wanhoop uitstraalde want ach ja, haar restaurantje was gesloten maar voor de nacht konden we langs haar huis onder de oude boom parkeren. Geen probleem stelde ze stellig. Even later staan 4 kinderen tussen 5 en 15 jaar naast de camper om ons mee te nemen op een wandeling door de heuvels. Wat een herademing.
De voorbije uren waren geen feest. De weg om vanuit de jungle de Andes, het hooggebergte, binnen te rijden, is hels. Diepe kloven, uitgespoeld asfalt, glibberige modder, afgronden om van te gruwen, rivieren die de piste kruisen… zonder brug; we krijgen het allemaal op ons bord. Neusje van de zalm is 40 km op een kronkelende bergweg met één rijvak waar op gereden wordt in twee richtingen. En opleggers rijden niet achteruit, ook niet als één van onze wielen half over de afgrond hangt en een bijna loodrechte bergwand de linia recta is naar de rivier die 300 meter lager stroomt. In een bocht staan 3 kleine kapelletjes met bloemen ervoor; hier reden vader, moeder en dochtertje in het ravijn. We tellen in totaal nog 126 kapelletjes.
Een vergissing deze weg door de bergen? Google maps was nochtans duidelijk… goede weg en snelste weg….
De schade aan de Nissan na urenlang denderen over rotswegen? Opnieuw scheuren in het chassis, de beschermplaat van onze tank voor afvalwater kwijt en een deuk in het zelfvertrouwen… maar we kwamen er heelhuids door. Na een stevige nachtmerrie, val in de bodemloze diepte incluis, vatten we de verdere tocht naar de Machu Picchu aan. Het kan niet alle dagen feest zijn.
Vlaming in Peru.
Terug op het asfalt maken we opnieuw snelheid. Op zo’n 100 km voor Cuzco zoeken en vinden we een plek voor de nacht. Casa Lena noemt verblijf, in een kleine stad; Curahausi. In pover Spaans stellen we ons voor…in vlot Vlaams worden we welkom geheten. Stefanie (Vlaamse) en haar partner uit Peru hebben er een project om kansarme kinderen bijkomende scholing en begeleiding te bieden. De kleine camping moet wat inkomsten bieden. Wat een krachtige dame en wat een belangrijk project; mooi. Zij hebben net een woning gekocht in…Dilbeek. We worden buren.
Dankzij de man van Stefanie vinden we een minigarage waar het chassis wordt verstevigd en nieuwe remblokken gestoken.
Machu Picchu
Ollantaytambo is druk. Met bosjes lopen de blanke toeristen er rond want dit is dé hub naar Machu Picchu; waar je niet met de auto kan komen. Een oude trein zal de 43 km overbruggen. Om 5 uur in de ochtend staan we op het perron. De wagons hebben brede ramen en een glazen dak; het wordt een rit met adembenemende zichten; langs piepkleine dorpjes en gigantische bergen. Na 1.5 uur zijn we aan de voet van Machu Picchu, Aquas Calientes is de stad… vergeven van de toeristen.
Voor wie niet maanden vooraf online een bezoek boekte (wij dus) wacht er een stevige brok bureaucratie om een ticket te bemachtigen. Eerst in de ochtend een volgnummer gaan halen, dan in de namiddag (om 3 uur stipt) terug naar het reservatiebureau om een toegangsticket te bekomen voor de volgende dag. We hebben nummer 50 en 51… er komen er nog 657 achter ons. We staan er om 3 uur stipt, de regen komt met bakken uit de lucht en het grootste deel van de rij staat onbeschut, buiten, te druipen. Eens je een ticket hebt, kan je de bus boeken die je naar boven brengt; natuurlijk op een andere plaats in de stad. Eens je dat klaar hebt, kan je de trein terug naar Ollantaytambo boeken. Pff… alles is gelukt.
En dan naar boven… De busjes rijden af en aan en toch staat er een wachtrij van ongeveer 150 meter lang. Het gaat vlot. 45 minuten later zijn we boven.
Meer dan 3 uur lang dolen we rond in de oude Incastad. Indrukwekkend. Het spel van mist, wolken en zonneschijn geeft het bezoek nog net dat beetje extra. De belangrijkste archeologische site van het continent maakt alle verwachtingen waar. De tempels, pleinen, paleizen vertellen een verhaal van een rijke beschaving; op haar hoogtepunt op het ogenblik dat de Spanjaarden aan kwamen. De Incastrijders waren geen partij voor de goed bewapende Spanjaarden. In minder dan 30 jaar was het Incarijk op de knieën gedwongen en begonnen schepen geladen met goud en zilver naar Spanje te varen. Maar Machu Picchu heeft het niet over het teloor gaan; wel over de kracht van de beschaving.
Een stevige wandeling (1700 trappen) naar beneden brengt ons terug in Aquas Calientes; de trein voert ons weg van de Machu Picchu. Een bijzonder vrolijke rit overigens. Dans, muziek en drankjes vergezellen ons tijdens de rit door landschappen die je dromend wegvoeren. Het meest meeslepende lied is dat voor Patchamama, Moeder Aarde… zowat de belangrijkste godheid voor de Incas.
De volgende dagen bezoeken we ook de Incasites in Ollantaytambo, Pisac en de pre-Inca stad in Urubamba met machtige verdedigingswerken en terrassenbouw op oogstrelende locaties; allen in ‘El Valle Sagrado’ de heilige vallei.
Vaak komen drie dieren voor op beeldhouwwerken. Zij verbeelden drie werelden: de Condor vertegenwoordigt de goden, de Puma staat voor de aardse wereld en de Slang verbeeldt de onderwereld.
Cuy (niet voor gevoelige zielen)
Dé lekkernij voor de Incas was ‘Coy’: Guinese biggetjes. Bijna aan het Titicacameer slapen we bij een Cuyeria. Kwekerij én restaurant met Guinese biggetjes als specialiteit. Wanneer ze het bord brengen is het zicht toch confronterend… ze staren je aan vanuit hun gespleten kop, het vel is taai en quasi oneetbaar; de rest evenwel… lekker. Friet met Guinees biggetje… een toekomstige hit in Europa?
Kwaliteit drijft boven op Titicaca
Wat is een laag rietstro van 3 meter dik en zo’n 100 vierkante meter groot in het water? Een eiland. Wat zijn 230 van zo’n eilanden samen? Een drijvend dorp, Uros genaamd, met meer dan 2000 inwoners op het Titicacameer.
Met een stevige bons op de camper heeft zij meteen onze aandacht… vamos (we gaan). Een smalle geul door het hoge riet laat ons smal bootje z’n weg vinden naar open water. Het bruine water van de oever wordt diepblauw en glinstert in de ochtendzon. Voor ons tientallen eilandjes, drijvend. De potige indiaanse vrouw die ons bootje stuurt legt uit. Elk eilandje bestaat uit een 3 meter dikke laag van stro, onderaan rot het weg, bovenaan wordt het aangevuld met telkens nieuwe lagen. Elke familie heeft een eigen eiland, soms voegen ze eilandjes samen tot minigemeenschappen van 20 – 30 mensen. Omdat de eilandjes drijven en er vaak sterke wind staat moeten ze op de bodem van het meer een ankerpunt zoeken… anders zouden ze s’ morgens wel eens in Bolivia kunnen wakker worden. Op een groter eiland is zelfs een school en kerkje gebouwd. Bijna alle gebouwen zijn opgetrokken uit hetzelfde grote taaie riet.
In het midden van de meeste eilandjes hebben ze een opening naar het meer, een poeltje; daar kweken ze vis. Koken doe je in een gesloten lemen oven, open vuur wil je niet als je op stro leeft.
Reeds honderden jaren leeft het Uros-volk op deze wijze. Wij zijn een dagje te gast bij een familie; een reis in de tijd.
Gastvrijheid vragen is gastvrijheid krijgen.
Een vrouw in traditionele klederdracht ligt tegen een hoop drogende koeienmest; ik ga eropaf. Met een schok schrikt ze wakker, eveneens met een schok besef ik dat zij lag te slapen.
We zijn aan de oevers van het Titicacameer en de zon schuurt langs de horizon. Binnen een halfuur zal het pikdonker zijn en we hebben nog geen plaats voor de nacht. Zoals steeds vragen we gastvrijheid bij de vermoedelijke eigenaar van de plaats waar we willen kamperen voor de nacht.
De vermoedelijke eigenares lag dus in slaap … tegen een hoop mest, in haar handen een touw…aan het andere eind van het touw een koe; onverstoorbaar aan het grazen. Verderop staan nog meerdere koeien en liggen nog een paar hopen koeienvlaaien te drogen. In een poging om een gesprek te starten zeg ik… buenos tardes…
Na veel gebarentaal en gemormel hebben we mekaar begrepen en haar verdict is duidelijk… ja, blijf hier maar, aan waterlijn, staan voor de nacht, geen probleem. Op dat ogenblik komt haar man vanachter een lemen gebouw met drie koorden in de hand. Aan het andere eind van die koorden … drie varkens. Hij slaat een ijzeren pin in grond, knoopt de touwen eraan vast en komt me vrolijk groeten. Ja, natuurlijk kan je hier blijven staan voor de nacht.
We staan vlak bij een boerderij, middeleeuws, maar de boer en boerin zijn innemend vriendelijk. We slapen heerlijk op een steenworp van het Titicacameer. De volgende ochtend worden we gewekt door een groep vrouwen, allen in traditionele Incaklederdracht. Ze maken het strand klaar voor een fiesta. Met alle mogelijke argumenten proberen ze ons te overtuigen om wat langer te blijven … want morgen is het feest. Maar de grens roept. Bolivia wacht. Terwijl we wegrijden passeren we de man die ons zo vrolijk begroette gisterenavond. Hij is op weg naar zijn veld. Op de rug draagt hij een ploeg… geheel in hout; in zijn hand de leidsels van zijn trekdieren, twee koeien. Glimlachend zwaait hij ons uit.
Bolivia wacht.
Four hours and 30 minutes for 100 km. (Nl hier boven)
It must have been written all over our faces that we were desperate. Her little restaurant was closed, but she assured us we could park for the night under the old tree near her house. No problem, she insisted. A little while later, four children aged between 5 and 15 appeared beside our camper, eager to take us on a hike through the hills. What a relief.
The previous hours had been anything but a joyride. The road from the jungle to the Andes' highlands was pure hell. Deep ravines, eroded asphalt, slippery mud, terrifying cliffs, and rivers crossing the path—without bridges. It was all thrown at us. The pièce de résistance: a 40 km stretch of a winding mountain road with a single lane shared by two-way traffic. And semi-trailers don't reverse, even when one of your wheels is hanging halfway over the edge, with a near-vertical rock face leading straight down to the river 300 meters below. In one curve, there are three small shrines with flowers—this is where a father, mother, and daughter drove off the cliff. We counted a total of 126 shrines.
Was this mountain route a mistake? Google Maps was very clear: a good road and the fastest way.
The impact on the Nissan?
Hours of battering on rocky paths left new cracks in the chassis, the protective plate for our wastewater tank was lost, and our confidence took a hit. But we made it through unscathed. After a restless nightmare (complete with a fall into an endless abyss), we set off for Machu Picchu. Not every day can be super fun.
A Flemish connection in Peru.
Back on asphalt, we picked up speed again. About 100 km from Cuzco, we found a place to stay for the night. Casa Lena, located in the small town of Curahuasi. In halting Spanish, we introduced ourselves. In fluent Flemish, we were welcomed. Stefanie, a fellow Fleming, and her Peruvian partner run a project providing additional education and support to underprivileged children. The small camping area helps generate income. What a strong woman, and what an important project, beautiful. They had recently bought a house in…Dilbeek. We'll be neighbours.
Thanks to Stefanie's husband, we found a small garage where the chassis was reinforced, and new brake pads were installed.
Machu Picchu
Ollantaytambo is bustling. Crowds of tourists wandered the streets—it’s the hub to Machu Picchu, where cars can’t go. An old train covers the 43 km journey. At 5 a.m., we were on the platform. The train cars have wide windows and glass ceilings, offering breathtaking views of tiny villages and massive mountains. After 1.5 hours, we reached the base of Machu Picchu: Aguas Calientes, a tourist-packed town.
For those who didn’t book months in advance (like us), navigating the bureaucracy to get a ticket is a task. First, collect a queue number in the morning. Then, return at precisely 3 p.m. to the reservation office to secure a ticket for the following day. We were numbers 50 and 51, with 657 others behind us. Standing outside in pouring rain, most of the line soaked and exposed, we waited. Once you have a ticket, you book the bus to the site—of course, at a separate location. Then, book the return train to Ollantaytambo. Phew! Everything worked out.
The journey up begins. Despite the steady flow of buses, the line was 150 meters long. But it moved quickly. Forty-five minutes later, we were there.
For over three hours, we wandered through the ancient Inca city. It was awe-inspiring. Mist, clouds, and sunlight played together, giving the visit an extra touch of magic. The most significant archaeological site on the continent lived up to every expectation. Its temples, plazas, and palaces told a story of a rich civilization at its peak when the Spanish arrived. The Incas were no match for the well-armed Spaniards. In less than 30 years, the empire was subdued, and ships laden with gold and silver set sail for Spain. But Machu Picchu isn’t a story of decline; it’s a testament to the strength of a civilization.
A challenging walk (1,700 steps) down brought us back to Aguas Calientes. The train whisked us away from Machu Picchu, with a lively journey featuring music, dancing, and drinks. The most stirring song celebrated Pachamama, Mother Earth—the Incas’ central deity.
The following days included visits to Inca sites in Ollantaytambo, Pisac, and the pre-Inca city of Urubamba, with mighty fortifications and stunning terraced fields—all in the Sacred Valley. Images of three animals frequently appeared in sculptures: the Condor symbolizing the gods, the Puma for the earthly realm, and the Snake representing the underworld.
Cuy (not for the faint-hearted)
The Inca delicacy was “Cuy”: guinea pigs. Near Lake Titicaca, we stayed at a "Cuyeria," a farm and restaurant specializing in guinea pigs. When the dish arrived, it was a shock—they stared back at us from their split heads. The skin was tough and nearly inedible, but the meat was delicious. Fries with guinea pig—a potential European hit?
Floating on Lake Titicaca
What’s a 3-meter-thick mat of reeds, about 100 square meters, floating on water? An island. Multiply that by 230, and you have Uros, a floating village with over 2,000 inhabitants.
A loud knock on our camper demanded our attention. Vamos! A narrow channel through the reeds brought our small boat into open water. The brown shore water turned deep blue, sparkling in the morning sun. Ahead were dozens of floating islands. The sturdy indigenous woman steering our boat explained that each island consists of a 3-meter-thick layer of reeds. The bottom rots while the top is continually replenished. Each family has its own island; sometimes, islands are joined into mini communities. Anchors prevent them from drifting—otherwise, they might wake up in Bolivia.
On a larger island, a school and church have been built. Most structures are made of the same durable reeds. The Uros have lived this way for hundreds of years. We spent a day with one family—a journey back in time.
Hospitality begets hospitality.
A woman in traditional dress was lying against a pile of drying cow dung. I approached. She startled awake, and I realized she’d been asleep.
We were on the shores of Lake Titicaca, with the sun brushing the horizon. It would be pitch dark in half an hour, and we had no place for the night. As always, we asked for hospitality from whoever seemed to own the spot we wished to camp. This time, the presumed owner had been napping…against a pile of dung, holding a rope tied to a grazing cow.
After much gesturing and murmuring, we understood each other: yes, we could stay by the waterline for the night. Then her husband appeared, carrying three ropes tied to three pigs. He drove an iron stake into the ground, secured the ropes, and greeted us cheerfully. Of course, we could stay.
We slept wonderfully, a stone’s throw from Lake Titicaca. The next morning, a group of women in traditional Inca clothing prepared the beach for a fiesta. They tried to persuade us to stay longer, but the border beckoned. Next stop ... Bolivia
​
La Paz. (EN here below)
De grens Peru – Bolivia is zo gepiept. Snel en efficiënt. Op naar La Paz, de informele hoofdstad (Sucre is de ‘echte’).
Wat is de eerste vereiste om te kunnen rijden? Juist … brandstof, diesel in ons geval. Probleem… aan elk tankstation tussen de grens en La Paz staan kilometerslange files van vrachtwagens die… diesel nodig hebben. Tweede probleem: vrachtwagenbestuurders zien het niet zitten dat een vreemde snuiter voorsteekt.
Er is een energiecrisis aan de gang in Bolivia en de gesubsidieerde brandstof wordt door vrachtwagens massaal ingeslagen om dan over de grens met Peru of Chile weer te verkopen.
Met bijna droge tank halen we La Paz. Internet, lef en vrienden zullen het dieselprobleem helpen oplossen tijdens de rest van onze trip door Bolivia.
Gaby
Gaby staat ons op te wachten op een hoek van de straat in de wijk Bella Vista, hartje La Paz. Gelukkig werkt Whatsapp overal. Het weerzien is hartelijk. Gaby was als uitwisselingsstudent 35 jaar geleden een jaar lang te gast bij broer Ivo. Nu ontvangt ze ons als koningen. Samen met vader Oscar en mama zorgen ze voor een snelcursus Bolivia. Heerlijke gerechten, lange avond- en ontbijtgesprekken… het leert ons veel over La Paz en het land. Maar het meest leren we door met vader s’ avonds de stad in te trekken en door met Gaby ongeveer elke lijn van de bovengrondse metro (teleferico) te nemen en wijk na wijk aan te doen, pure fun. De rust van de buitenwijken, de chaos van El Alto, de eindeloze markten, de voorbereidingen voor kerstmis… wat een stad.
Potosi
Bolivia is natuurlijk veel meer dan La Paz, de zoutvlaktes en het hooggebergte maar onze reisagenda laat niet meer toe. Op suggestie van Gaby’s mama doen we wel Potosi nog aan. Een niet te missen pareltje midden in adembenemend mooie bergen. Ooit bloeiende mijnstad, rijker dan Mexico-city en Buenos Aires samen. Nu een wat verkommerde plek, fier op het eigen rijke verleden en bewust van de onmenselijke uitbuitingen welke mijnwerkers er moesten – en moeten – doorstaan. We duiken niet in de mijnschachten maar flaneren door de smalle straten. Danke voor de suggestie mama Gaby.
​
Moet er nog zout zijn…
Een gevoel van medelijden overvalt me op het moment dat ik de opgezwollen kaak zie, zijn gezicht helemaal uit evenwicht; dan denk ik…amai, die kon een foto leveren om Mercy Ships te promoten.
Hij lacht en uit een mondhoek ontsnapt wat groenig speeksel, het gaspedaal wordt wat dieper ingedrukt; de radio wat luider. Tegen meer dan 100 km per uur razen we over de schier eindeloze zoutvlakte van Salar Uyuni. Met één hand aan het stuur van zijn eeuwenoude Toyota Land Cruiser, de andere hand in een zakje met cocablaadjes, hoe hoger de snelheid hoe meer blaadjes in de mond verdwijnen. Hij kauwt non-stop. Rudi zit aan het stuur; de komende drie dagen is hij ook onze gids en kok. We zijn begonnen aan een tocht doorheen de zuidelijke hoogvlaktes van Bolivia.
Het begint in Uyuni, bij het kerkhof van treinen en ander spoortuig, grappig hoe hier in de woestijn oude wagons, stoomlocomotieven en trailers staan weg te roesten.
Dan de zoutvlakte op.
De vlakte (groter dan Oost-Vlaanderen) is enorm, biljardvlak en schitterend… letterlijk en figuurlijk schitterend. Zonder stevige zonnebril zelfs gevaarlijk. We doen een paar iconische plaatsen aan maar genieten vooral van de vlakte ‘zonder perspectief’. Leuk om gekke foto’s te maken. Hoogtepunt… een steeneiland in de zee van zout waar cactussen het voor het zeggen hebben. 360° in het rond… zout, zout en nog eens zout.
Met een grimas op zijn gezicht en pootje cocablaadjes in de hand stuurt Rudi de jeep van de zoutvlakte af, de heuvels in; ‘bit bumpy’ is zijn uitleg voor de drastische verandering in rijcomfort. De komende 1300 km zullen we worden geschud en geschokt zonder erbarmen; de reden waarom we onze gehavende pick-up aan de kant lieten voor deze trip.
Het is aardedonker als we het kleine hotel/hostel bereiken in een dorp van niets, San Juan. We overnachten in een hotel de sal; een zouthotel. Dat mag letterlijk worden genomen… tafels, stoelen, beddenbak, muren… alles is opgetrokken in zoutsteen. Op de grond ligt een laag sneeuwwit grint bestaande uit grote zoutkristallen, beetje pijnlijk aan de blote voeten.
De volgende twee dagen kauwt Rudi, daveren wij en slaapt Altai… maar er is meer. Kleurrijke bergformaties en lagunes (meren op de hoogvlakte) vormen prachtige stopplaatsen, flamingo’s vergezellen ons van lagune naar lagune. Afhankelijk van de ligging en de mineralen in de ondergrond zien we groene, rode, witte, zwarte en blauwe poelen; groots, indrukwekkend. Om het toch allemaal ook wat hygiënisch te houden laten we ons afstomen bij hete geisers en nemen we een ochtendlijk bad in een warmwaterbron. Rudi is met geen stokken in het heerlijk warme water te krijgen… kauwen maar.
Tijdens de dag is het warm tot zeer warm, eens de zon lager aan de horizon wordt het fris… tot diepvrieskoud.
Voor 17 BOL (1.7 euro) kopen we Rudi een zakje cocablaadjes; de laatste 100 km gaan snel, met de muziek-brakende boxen op maximum. Man, man , man, wat een drie dagen.
Die nacht slapen we opnieuw in eigen bed, net voor de kazerne van Uyuni; we zijn uitgeput van 3 dagen toeren met Eddy. Het wordt een diepe droomloze slaap. Morgen wacht een grens…
La Paz (NL hier boven)
The border crossing between Peru and Bolivia is a breeze: quick and efficient. Onward to La Paz, the informal capital (Sucre is the “official” one).
What’s the first thing you need to drive? Exactly—fuel, diesel in our case. Problem… every gas station between the border and La Paz has miles-long queues of trucks also in desperate need of diesel. Second problem: truck drivers aren’t keen on letting anyone cut in line.
There’s an energy crisis in Bolivia, and subsidized fuel is being stockpiled by trucks to sell across the border in Peru or Chile.
Running on fumes, we finally reach La Paz. The internet, a bit of guts and friends will help us resolve the diesel problem for the rest of our trip through Bolivia.
Gaby
Gaby is waiting for us on a street corner in the Bella Vista neighborhood, right in the heart of La Paz. Thankfully, WhatsApp works everywhere. The reunion is warm. Gaby stayed with my brother Ivo, for a year as an exchange student 35 years ago. Now she’s treating us like royalty. Together with her father, Oscar, and mother, she gives us a crash course on Bolivia. Delicious meals, long evening and breakfast chats... we learn a lot about La Paz and the country. But we learn the most by venturing into the city at night with her father and taking nearly every line of the cable car metro (teleférico) with Gaby, exploring one neighborhood after another. Pure fun.
From the calm of the suburbs to the chaos of El Alto, the endless markets, and Christmas preparations—it’s an incredible city.
Potosí
Bolivia is, of course, much more than La Paz, the salt flats, and the highlands, but our travel schedule doesn’t allow for more. On Gaby’s mother’s suggestion, we decide to visit Potosí. It’s a must-see gem nestled in breathtaking mountains. Once a booming mining city, wealthier than Mexico City and Buenos Aires combined, it’s now a somewhat worn-down place, proud of its rich past and aware of the inhumane exploitation endured by miners—both then and now.
We don’t venture into the mine shafts but stroll through the narrow streets. Thanks for the recommendation, Mama Gaby.
Salt, salt and more... salt.
A feeling of pity washes over me when I see his swollen cheek, throwing his face off balance. I think to myself… wow, he’d make a striking Mercy Ships poster. He grins, and greenish saliva escapes from one corner of his mouth. He presses the gas pedal a little harder; the radio blares louder. At more than 100 km/h, we speed across the seemingly endless salt flats of Salar de Uyuni.
One hand on the wheel of his ancient Toyota Land Cruiser, the other hand in a bag of coca leaves. The faster we go, the more leaves disappear into his mouth. He chews non-stop. Rudi is our driver, guide, and cook for the next three days. We’ve embarked on a journey across Bolivia’s southern highlands.
It begins in Uyuni, at the cemetery of trains and other railway relics. It’s funny how old wagons, steam locomotives, and trailers rust away in the middle of the desert.
Then onto the salt flats.
The expanse (larger than the Belgian province of East Flanders) is immense, billiard-flat, and dazzling—literally and figuratively. Without sturdy sunglasses, it’s even dangerous. We visit a few iconic spots but mostly enjoy the flat “perspective-less” landscape. Great for taking quirky photos. The highlight? A rocky island in the sea of salt, where cacti reign supreme. 360° around us… salt, salt, and more salt.
​​
With a smirk and a handful of coca leaves, Rudi drives the jeep off the salt flats and into the hills. “Bit bumpy,” is how he explains the sudden change in ride comfort. The next 1,300 km will shake and jolt us mercilessly, the reason we left our battered pickup behind for this trip.
It’s pitch black when we reach the tiny hotel/hostel in a nowhere village called San Juan. We stay at a “hotel de sal,” a salt hotel. Literally: tables, chairs, bed frames, walls—everything is made of salt blocks. The floor is covered in a layer of snow-white gravel, consisting of large salt crystals—slightly painful on bare feet.
For the next two days, Rudi chews, we rattle, and Altai naps... but there’s more. Colourful mountain formations and highland lagoons (lakes) make for stunning stops. Flamingos accompany us from one lagoon to the next. Depending on their location and the minerals in the ground, we see green, red, white, black, and blue lakes, breathtaking. To keep things a bit hygienic, we steam ourselves at hot geysers and take a morning dip in a thermal spring. No way can we convince Rudi to join us in the wonderfully warm water… chewing only.
During the day, it’s warm to very warm, but once the sun dips below the horizon, it gets chilly—downright freezing.
For 17 BOL (€1.70), we buy Rudi a bag of coca leaves. The last 100 km fly by, with music-blaring speakers on max. What an unforgettable three days.
That night, we sleep in our own bed again, just outside the barracks in Uyuni. Exhausted from three days of touring with Eddy, we fall into a deep, dreamless sleep. Tomorrow, a border awaits…
​​
​Argentinië...veel te kort.​
Het berggebied tussen Bolivia en Argentinie is een grote wauw-ervaring, ook de eerste kms in Argentinië zijn buitengewoon maar dan , vroeg in de ochtend gaat de telefoon. Bericht van het thuisfront. Mama Mariette is ook op reis, voor altijd. Zij is overleden . Het is kerstmis.
We keren zo snel mogelijk terug naar huis.
Op 30 december vliegen we vanuit Buenos Aires naar Parijs. Op 31/12 hopen we thuis te zijn.
​